De kalender zit vol met geplande aanbestedingen in ontwikkelde landen, maar groeilanden kunnen de markt van gigawatts tot terawatts aandrijven.
Van de Noordzee tot New Jersey hebben offshore windtenders met succes contracten ter waarde van gigawatt gegund aan rendabele, omvangrijke en steeds goedkopere projecten.
Dit jaar werd gedomineerd door dalende prijzen, waarbij offshore-windenergie, onshore windenergie en fotovoltaïsche zonne-energie kunnen concurreren met conventionele elektriciteitsprijzen.
Nu ziet het ernaar uit dat er zich in 2020 een groot aantal nieuwe markten voor de technologie zullen openen.
Europa heeft tot nu toe het tempo bepaald met de inzet van 18,5 gigawatt tegen eind 2019. Maar slechts twee landen, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, waren verantwoordelijk voor 85 procent hiervan.
Het Deense energiebedrijf en de offshore windontwikkelaar Ørsted heeft in de recente kwartaalresultaten een krachtige visuele demonstratie gegeven van de reden waarom dit waarschijnlijk zal veranderen.
In de komende twee jaar zal Nederland 2.280 megawatt aanbesteden. Buren Duitsland en België zullen er respectievelijk 900 en 700 megawatt aan toevoegen. Ook Frankrijk zal met 1.000 megawatt de eerste stappen zetten. Denemarken zal tussen de 800 en 1.000 megawatt beschikbaar stellen en op de volgende ronde van veiling van de Britse contracten ter verrekening van verschillen (CFD’s) zal er tot 4.000 megawatt beschikbaar zijn.
En dit zijn alleen de openbare aanbestedingen die al op de kalender staan; er is nog meer potentieel.
Het op hernieuwbare energie gerichte nutsbedrijf RWE heeft vorige maand vier projecten in Polen verworven. De portefeuille heeft een totale capaciteit van 1.500 megawatt en de bouw zou al in 2023 kunnen beginnen. RWE is van plan om ze alle vier te bouwen, te bezitten en te exploiteren.
Een paar dagen voor de RWE aankondiging maakte Ørsted bekend dat het in onderhandeling is met het Poolse nutsbedrijf PGE voor de aankoop van een aandeel van 50 percent in twee projecten met een maximumcapaciteit van 2.5 gigawatt. Deze projecten worden voltooid in 2026 en 2030.
In zijn eigen driemaandelijkse resultaten zei de Zweeds energiebedrijf Vattenfall dat zijn binnenlandse markt van offshore windenergie vooruitgang boekt. Er was een debat geweest over wie de netaansluiting zou moeten betalen, de ontwikkelaar (zoals in het Verenigd Koninkrijk) of de netexploitant. CEO Magnus Hall zei dat men het erover eens was dat de staat zou betalen, maar er is momenteel geen wetgeving om dit te ondersteunen.
Buiten Europa
Uitgezonderd de VS is er een enorm potentieel buiten Europa.
De Wereldbank kondigde in maart aan dat zij een programma zou opzetten om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de opbouw van het noodzakelijke kader voor rendabele offshore windprojecten. Als het half zo succesvol is als het Scaling Solar programma van de IFC, haar dochtermaatschappij in de privésector, kan het zeer nuttig zijn. Scaling Solar creëerde een bibliotheek van gestandaardiseerde contracten voor de industrie en de overheid, waardoor het ontwikkelingsproces werd versneld en investeerders vertrouwde en comfortabele voorwaarden werden geboden. Het wordt nu gebruikt in zes landen en de IFC beweert dat de uitrol in Zambia de laagste zonnetarieven op het Afrikaanse continent heeft opgeleverd.
Een rapport dat vorige maand door de bank werd gepubliceerd en waarin haar wereldwijde offshore windatlas werd gebruikt, toonde de omvang aan van de mogelijkheden voor offshore wind in opkomende economieën.
Het schat iets meer dan een terawatt (geen typefout) aan potentieel voor vaste offshore windturbines binnen de 200 kilometer van de kust in slechts acht landen die voor de casestudy zijn gebruikt. Brazilië staat met 480 gigawatt ruim op kop, terwijl Vietnam 261 gigawatt potentieel heeft en India 112 gigawatt. De overige vijf, Marokko, de Filippijnen, Zuid-Afrika, Sri Lanka en Turkije, hebben een gezamenlijk potentieel van 164 gigawatt.
Om dit te kunnen benutten adviseert het rapport elk land om een standpunt op lange termijn in te nemen over haveninfrastructuur, netplanning en leveringsketenontwikkeling, evenals het gebruikelijke beleid. Als de technische en regelgevende voorwaarden juist zijn, zal het verminderde risico de kansen vergroten om de noodzakelijke investeringen aan te trekken.
Verschillende ontwikkelde economieën in Azië boeken ook vooruitgang. Vorige maand heeft Macquarie's Green Investment Group de financiering van het 376 megawatt Formosa 2-project in Taiwan afgesloten.
RWE heeft onlangs de opening aangekondigd van haar eerste kantoor in Azië, omdat het bedrijf de Japanse offshore windenergiemarkt wil aanboren.
Wood Mackenzie verwacht dat Japan tegen 2028 4 gigawatt aan offshore windenergie installeert.
Drijvende windturbines
Met 's werelds grootste drijvende project, Equinor's 88-megawatt Hywind Tampen, waar onlangs Financial Close werd bereikt, is de technologie op weg naar een volledige uitrol.
Tampen zal worden aangesloten op twee offshore olie- en gasboringen in plaats van aan wal, maar is een geweldige opstap naar een project dat groot genoeg is om de kosten van een aansluiting op het kustnet te dekken.
Wood Mackenzie heeft het potentieel van 1.000 megawatt of meer in kaart gebracht in Taiwan, China, Japan, Zuid-Korea, de VS en de gebruikelijke landen in Europa.
De Wereldbank, die verder gaat dan het tijdsschema 2027, heeft in haar acht casestudy's nog meer oogverblindende cijfers opgeleverd voor het potentieel van drijvende offshore wind.
Brazilië is opnieuw de grote winnaar met een potentieel van 748 gigawatt drijvende offshore wind binnen de 200 kilometer van de kust, maar Zuid-Afrika ligt met 589 gigawatt niet ver achterop.
Nu de regering in Pretoria het staatsbedrijf Eskom wil reorganiseren, onder meer door concurrentie en de bouw van hernieuwbare energie, zou Zuid-Afrika wel eens een belangrijke offshorewindmarkt kunnen worden die op dit moment zeer weinig aandacht krijgt.
De kwaliteit van de uitvoering zal bepalen hoeveel van dit potentieel in Europa en daarbuiten wordt vertaald in rendabele projecten. De lessen die zijn geleerd in de gevestigde offshore windenergiemarkten en succesvolle programma's van andere hernieuwbare energietechnologieën wereldwijd kunnen een katalysatoreffect hebben op die omzettingsgraad.