Uit onderzoek van UTwente blijkt dat krachtige luchtstromingen in de lagere atmosfeer, de zogenaamde ‘low-level jets’, de prestaties van windmolenparken kunnen verbeteren.
Windmolens zijn steeds verder de hoogte in gegaan. Waren vroege generaties windmolens niet veel hoger dan 50 meter, de nieuwste generatie haalt al een totale hoogte van meer dan 250 meter, met rotorbladen van meer dan 100 meter.
Dit betekent dat effecten in atmosferische grenslagen, die typisch optreden tussen 50 en 1000 meter hoogte, een rol gaan spelen. Bij kleinere windmolens, spelen die effecten zich bóven de molen af, maar bij de huidige formaten kunnen ze zich ook voordoen op het niveau van de turbine of zelfs daaronder.